Onze geschiedenis

MISSIONARISSEN VAN SCHEUT

Op 25 augustus 1865 verlieten vier priesters Brussel om via Marseille naar China te reizen. De leider van het gezelschap was Theofiel Verbist, een man van diep geloof en bezield met een groot ideaal. Hij had het plan opgevat in China een weeshuis op te richten en zich aldus te wijden aan de zorg van verlaten kinderen.

VAN BRUSSEL NAAR BINNEN-MONGOLIË

Theofiel Verbist onze stichter
Theofiel Verbist onze stichter

Dit plan liet hem niet los. Hij had er over gesproken met zijn oversten. Met bedachtzaamheid maar ook met een sterke vastberadenheid had hij gewerkt om aan zijn project bekendheid te geven door contacten, brieven en conferenties. Hij had de steun van de aartsbisschop van Mechelen. Hij was zelfs naar Rome gereisd om kardinaal Barnabo te ontmoeten, de Prefect van de Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof. Deze had het plan van Verbist een brede wending gegeven en hem gevraagd een religieuze congregatie op te richten en er stevige grondslagen aan te geven. Het project groeide langzaam. Verbist voelde belangstelling en sympathie. Maar slechts weinig kandidaten boden zich aan. Het avontuur was onmetelijk. Wat was in het brede publiek van die jaren de kennis van China?

En toch werd in november 1862 het instituut "Belgische Missie voor China" kerkrechtelijk opgericht. Ze waren met vier, allen priesters werkzaam in Brussel, mensen die bereid waren om hun functie en positie op te geven om missionaris te worden in dat verre land dat hun totaal onbekend was.

Siwantze, een christelijk dorp 

Na een reis van drie maanden kwam op 6 december 1865 de eerste karavaan aan in Siwantze, een dorp in Binnen-Mongolië, voorbij de Chinese Muur. Het dorp lag zeer afgelegen in een smalle vallei van het bergland, maar het was voor de Kerk van het noorden van China een belangrijke plaats. Zijn bewoners waren namelijk christenen sinds minstens vier generaties. Voor de komst van de Belgische priesters hadden Franse Lazaristen er missiewerk gedaan. Er was ter plaatse zelfs een seminarie voor de opleiding van Chinese priesters.

De pas aangekomen missionarissen moesten het werk van hun voorgangers overnemen en er uitbreiding aan geven. Maar eerst moesten zij zich inwerken in hun nieuwe milieu door de moeilijke Chinese taal aan te leren en te wennen aan het volk en zijn gewoonten, aan het gure klimaat en de lange afstanden. 

Buiten Siwantze waren de christenen slechts in heel kleine groepjes verspreid. Zij waren hoofdzakelijk landverhuizers: mensen die omwille van vervolgingen uitgeweken waren of mensen die gewoon op zoek waren gegaan naar gronden voor hun velden

De eerste volgelingen van Verbist

De gezellen van Verbist, Van Segvelt, Vranckx en Hamer zetten zich aan de studie van de taal, terwijl Verbist besprekingen hield met Pater Bray, de plaatselijke overste van de Lazaristen, die nog een jaar zou blijven, zo was tenminste afgesproken.
De jongste van de vier, de Nederlander Hamer vertrok reeds half januari, nauwelijks zes weken na hun aankomst, naar het oostelijk gedeelte van het vicariaat. Hij was vergezeld van een jonge Chinese priester.
In april vertrok Van Segvelt, ook naar het oosten, maar voor een nog grotere afstand van 600 km. De opdracht was groot. Verbist vroeg veel, heel veel van zijn confraters, maar zij waren bereid.
Ook de Lazarist Bray trok weg uit Siwantze. Verbist en Vranckx bleven alleen in de centrale post. Vranckx belastte zich met de cursussen in het seminarie. Verbist stond hem zoveel mogelijk bij. Maar zijn voornaamste werk was het onderhouden van briefcontacten vooreerst met Monseigneur Mouly, Apostolisch Vicaris van Peking, die zijn voornaamste raadgever was en met Pater Bax. Deze was in Scheut gebleven en verzorgde de relaties verzorgde met mogelijke kandidaten voor het missionaris-leven. Verbist lichtte hem voortdurend in over de harde eisen van het leven in China en vroeg hem om een strenge selectie te doen van belangstellenden.

De persoonlijke uitdaging alleen of het verlangen naar avontuur kon geen voldoende motivering zijn om leden in de congregatie te aanvaarden. Een diep geloof was vereist en een ware offergeest! Zonder deze bezieling zou niemand het aankunnen.

Voldoening en beproeving

Twee keer in de loop van 1866 kende Verbist een diepe voldoening: op Pasen de priesterwijding van vier Chinese diakens en in november de aankomst van een tweede groep confraters. Onder hen bevond zich Verlinden, een van zijn eerste volgelingen. Maar in april 1867 overleed plots Van Segvelt. De doodsoorzaak was de tyfus, de gevreesde ziekte die later onder de missionarissen zoveel slachtoffers zou maken.

In november 1867 kwamen weer een paar jonge confraters aan. Een van hen viel kort na zijn aankomst ernstig ziek. Het was weer eens een beproeving voor Verbist.

Ondertussen was de bezetting van het missiegebied Binnen-Mongolië toch wel vooruitgegaan. Er waren perspectieven voor de toekomst. Verbist zag in dat hij mocht terugkeren naar België om verder te werken aan de ontplooiing van het instituut, vooral om een stevige opleiding te verzekeren van de kandidaten die zich aanmeldden. Dat vooral ging hem zeer ter harte. Vooraleer China te verlaten wilde hij een rondreis doen doorheen heel het vicariaat. Hij vertrok op 3 februari 1868 voor een reis die minstens vijf maanden zou duren.

Plotselinge dood van Verbist 

Het werd zijn laatste reis want onderweg viel hij ernstig ziek. Op zondag 23 februari 1868 stierf hij in het dorpje Lao hou keou, een kleine christenheid in Oost-Mongolë, ver van Siwantze waar hij twee jaar had gewoond. Anderhalve week was hij ziek geweest. Wat was de doodsoorzaak? Het is niet met zekerheid te bepalen of het de tyfus was. Er waren geen dokters bij hem, geen verplegers, geen confraters. De dorpelingen waren machteloos. De catechist die hem vergezeld had heeft geen bijzonderheden kunnen vertellen over de laatste uren van Pater Verbist.

Hij heeft veel moeten loslaten: zijn leven, zijn plannen, de toekomst van zijn stichting. Hij heeft het allemaal in Gods handen moeten leggen. 

De verslagenheid van zijn confraters was groot. Maar het levenswerk van Verbist moest verder gaan.

VAN CHINA NAAR CONGO EN DE WERELD IN

Het levenswerk van Verbist gaat door

Vranckx werd benoemd om als opvolger van de Stichter naar Europa terug te keren en de zorg op zich te nemen voor de Congregatie en de kandidaten voor het missiewerk. Op zijn terugweg werd Pater Vranckx in Rome door Paus Pius IX in audiëntie ontvangen. De paus sprak toen tot hem deze bemoedigende woorden: 

"Vrees niet. De mens valt wanneer zijn uur gekomen is, maar God zal zijn werk niet ten onder laten gaan."

De stichting van Verbist kwam tot bloei. Meer en meer missionarissen vertrokken naar China. Later in 1888 vertrokken de eerste Scheutisten naar Congo.

het graf van Verbist in het Missiehuis te Anderlecht
het graf van Verbist in het Missiehuis te Anderlecht
de crypte met het graf van Verbist in het Missiehuis te Anderlecht
de crypte met het graf van Verbist in het Missiehuis te Anderlecht

In mei 1931 werden de stoffelijke resten van de Stichter naar Scheut-Anderlecht teruggebracht. Het werd een plechtige viering vol dankbaarheid voor wat de Congregatie had mogen presteren voor de verspreiding van de Goede Boodschap in China, Congo en de Filippijnen.

Jo Dedier C.I.C.M.

logo en blazoen aan de gevel van het Missiehuis te Anderlecht
logo en blazoen aan de gevel van het Missiehuis te Anderlecht

Over ons logo en blazoen

Onze stichter Theofiel Verbist heeft ons geen logo achtergelaten. Dit is later ontstaan in een moeilijke periode van de congregatie en was het werk van Pater Constant Daems (algemeen overste van 1930 tot 1934) die er alles aan deed om de onderlinge banden en de broederlijke gezindheid tussen de leden van de congregatie te vestigen.

De woorden komen rechtstreeks uit de Handelingen der Apostelen en beschrijven de eensgezindheid van de eerste christengemeenschap na het Pinkstergebeuren.

De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van geest….(Handelingen 4,32)

Eén van hart en één van geest

Deze zin drukt Gods wens uit voor de door hem geschapen mensheid. Jezus kwam ons openbaren dat God onze Vader is, dat hij Vader wil zijn van allen. Dit is de kern van de boodschap van het Evangelie. In Jezus zijn wij allen kinderen van God door de kracht van de Geest. Daardoor zijn we allen broeders en zusters in eenzelfde familie.

In de jonge kerk wekte de bewustwording van deze openbaring enthousiasme en vreugde op. De eerste christenen waren ervan bewust dat ze deelachtig waren aan Gods leven. Dit was voor hen een bron van diepe eenheid en saamhorigheid, een bron ook van vreugde en van vrede.

Constant Daems heeft dit devies van broederlijke eensgezindheid en vreugde voor de congregatie gekozen. Het werd later binnen de congregatie een missionair devies. Vanaf de jaren zestig van vorige eeuw werd het steeds meer benadrukt in de teksten van de congregatie en werd het aanzienlijk verdiept.

Zo lezen wij in de constituties van 1988:

"Als religieuze missionarissen komend uit verschillende rassen en culturen, leven en werken wij samen als broeders. Eén van hart en één van geest zijn wij getuigen van de wil van de Vader, dat alle mensen broeders en zusters zijn in Christus" (art. 2).

het blazoen van Pater Daems
het blazoen van Pater Daems

De woorden van ons logo bleven onveranderd, hoewel het blazoen van Pater Daems in de loop der jaren enkele aanpassingen heeft gekend.

Een blijvend element echter is: 

De maagd met het kind in een nis aan een boomstam. 

Het verwijst naar Scheut in Anderlecht en Onze Lieve Vrouw van Genade.

Een blik op de geschiedenis:

Al in 1445 werd in de wijk van Scheut een Mariabeeld vereerd dat door een vrome herder aan een lindeboom was vastgebonden onder de naam van Onze Lieve Vrouw van Genade. Er wordt gezegd dat veel pelgrims naar dit heiligdom gingen en dat er veel wonderen werden opgetekend. In 1455 werd een eerste kapel gebouwd.  Een beetje later kwamen zeven kartuizers bij de kapel wonen, die in de loop der eeuwen driemaal werd verwoest: door de Geuzen in 1580, door Keizer Jozef II in 1783 en tijdens de Franse Revolutie. Ongeveer zestig jaar lang bleef de kapel in puin liggen. In 1855 kocht J.C. Brabandt - een rijke Brusselaar - de grond en liet de kapel restaureren.

Theofiel Verbist had een grote devotie tot Maria die hem naar Scheut bracht. Bij het heiligdom van Onze Lieve Vrouw van Genade werd onze congregatie geboren. Het was daar dat onze stichter en zijn eerste gezellen leefden, daar dat ze elkaar zo vaak ontmoetten en zich in gebed richtten tot Maria. Het is ook de plaats waar ze een laatste keer baden voor ze naar de missies vertrokken.

Daarom is het begrijpelijk dat Maria met het Jezuskind in een nis aan een boomstam voor ons blazoen werd gekozen. De achtergrond van dit motief in het blazoen is een hermelijn: een zwarte plek op een witte achtergrond. Dit doet denken aan de wintervacht van het sierlijke marterachtige dier dat al lang een symbool is van moed, adel en zuiverheid.

Een ander element in het blazoen verwijst ook naar Maria: het hart omgeven door twaalf sterren op een azuurblauwe achtergrond. In het boek Openbaring (12:1) lezen wij: "Een groot teken verscheen in de hemel: het is een vrouw; de zon staat om haar heen, de maan staat onder haar voeten en twaalf sterren kronen haar hoofd". Een traditionele katholieke interpretatie ziet in Maria de Vrouw van de Twaalf Sterren.

In ons blazoen heeft Maria dus een bijzondere plaats en ook in ons leven als missionarissen.
In onze Constituties lezen we:

"God heeft Maria uitverkoren als Moeder van het Mensgeworden Woord. In Haar openbaart Hij zich als degene die de nederige mensen verheft. Zij bekleedt een bijzondere plaats in ons leven als missionarissen van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria. We richten ons tot haar als toonbeeld van geloof en van totale overgave aan God en aan de zending van haar Zoon" (art. 16)

kapel van het Missiehuis in Anderlecht
kapel van het Missiehuis in Anderlecht

Na het Algemeen Kapittel van 1974, een eeuw na de dood van de stichter, werd de oude kapel van Onze Lieve Vrouw van Genade vervangen door een andere kapel. Het Mariabeeld dat J.C. Brabandt in de jaren 1855-1860 in de gerestaureerde kapel had geplaatst, staat nu in die nieuwe kapel van het Missiehuis te Anderlecht. Op de gevel van het huis hangt het schitterende embleem van Scheut, uitgevoerd in keramiek.